De
Joodse jaartelling begint met de schepping van de wereld, die op het jaar 3761 voor de
gewone jaartelling is bepaald. Het aantal jaren sinds de schepping is berekend door de
leeftijd van personen in de Bijbel terug te tellen tot aan de tijd van de schepping.
Overigens betekent dit niet noodzakelijkerwijs, dat het universum pas 5600 jaar bestaat in
de zin waarin wij een jaar verstaan. De eerste zes "dagen" van de schepping
hoeven niet per se 24-uursdagen te zijn geweest (een dag van 24 uren zou trouwens geen
betekenis hebben tot de schepping van de zon op de vierde "dag"). Joden gebruiken in het algemeen niet de
woorden "A.D." en "n. Chr." om de jaren van de Gregoriaanse kalender
aan te duiden. "A.D." betekent "het jaar van onze Heer", en
Joden
geloven niet dat Jezus van Nazareth G-d is. In plaats daarvan gebruikt men de afkorting
"na de gewone jaartelling" of "voor de gewone jaartelling", al dan
niet afgekort. |